1919, december 17 Schiedam Grote kerk



Bericht uit "Het Orgel" van juli 1915. Daar wordt al gesproken over de verbouwing van het instrument.


Bericht uit het tijdschrift "Het Orgel" van december 1919

1920:
Het 17e eeuwse orgel wordt door Standaart geheel verbouwd volgens de modernste inzichten.

Schiedam, Jan. 1916. T. (Textor?)
Voor de restauratie (geheele inwendige vernieuwing van het orgel te Schiedam) werd aan onderscheidene orgelbouwers een plan gevraagd. Meerderen slaagden niet met een aannemelijk plan.
Ook werd aan de Electrische Kerkorgelfabriek te Rotterdamde vraag gedaan. Over dit plan rapporteert de deskundige adviseur van H.H. Kerkvoogden, de toonkunstenaar-organist, de heer H. J. P. Textor o.a. het
volgende: „Om in alle opzichten een goed mooi orgel te bouwen, heb ik mij steeds voorgesteld, het thans bestaande, ook het front, geheel uit te breken, en de daardoor verkregen ruimte nog met ca. 2 Meter door uitbouw in de kerk te vergrooten.
Op die plaats het orgel bouwende, heeft men flinke ruimte voor opstelling, ruime doorgangen voor stemmen en nog een gedeelte beschikbaar voor eventueele vergrooting of verbetering. Doch de omstandigheden veroorloven zulke weelde niet, immers er zouden 20 a 25 mille mee gemoeid zijn, en men wenschte het front, waaraan kunsthistorische waarde wordt toegekend, te behouden zooals het nu is. Deze beperkende omstandigheid in aanmerking genomen, heeft m.i. de heer Standaart een voortreffelijk plan ingediend en heeft hij gewoekerd met het beschikbare terrein. Wat de dispositie betreft heb ik met den heer St. overlegd, en genomen wat mij het beste voorkwam uit het gehoorde in de orgels door hem geleverd (Arnhem, Kralingen, Vlaardingen, enz.).
De indruk, welke ik van des heeren Standaart’s werk gekregen heb, door bezichtiging van enkele orgels, is over het algemeen gunstig; ook mijne collega’s zijn wel tevreden. Wel zijn de kerken, waar ik die orgels hoorde kleiner dan de onze, doch de heer St. is overtuigd, dat de vereischte draagkracht en geluidsvolume meer dan voldoende voor ons kerkgebouw zullen zijn, waartoe de prachtige accoustiek ook niet weinig zal moeten medewerken.
De heer St. is mij sedert jaren bekend als een zeer bekwaam vakman, ijverig en bereidwillig, eerlijk en coulant in zaken. Dat zijn fabrikaat gezocht is, getuigen zijn vele werken, van welke de vaktijdschriften de meest gunstige getuigenissen geven.
Wat de kostprijs betreft acht ik dien billijk en in overeenstemming met de elders berekende prijzen.
Alles samen genomen, durf ik in gunstigen zin over het plan te rapporteeren en in de gegeven omstandigheden in gemoede aanraden om tot uitvoering over te gaan.
Deze restauratie zal een schoone verbetering zijn en met een zoo goed als nieuw orgel gelijk staan. Dan zal er een einde komen aan den reeds jaren lang onhoudbaren toestand, welke niet langer mag duren.”

Anoniem artikel in boekje kerkorgels - 46/54.
Sedert is aan den heer Standaart de opdracht tot vernieuwing van het orgel gegeven en werd die niettegenstaande alle bezwaren die tengevolge van den wereldoorlog in toenemende mate aan zulk een werk in den weg stonden gelukkig volbracht. Op 17 Dec. 1919 is het werk opgeleverd tot groote tevredenheid van de deskundigen die het te beoordeelen hadden, tot die van H.H. Kerkvoogden die de opdracht gaven, tot die van allen die er van genieten.
De Schiedamsche Courant van 19 Dec.’19 schreef ervan: „Het gerestaureerde orgel in de Groote Kerk, zal bij de talrijke hoorders wel een goeden indruk hebben gemaakt. Eigenlijk kan het orgel geheel nieuw genoemd worden, want van het oude orgel kon bij de vernieuwing weinig meer gebruikt worden. Dit zeer omvangrijk en moeilijk werk is door den orgelbouwer, den heer A. Standaart, te Rotterdam met groot succes ten einde gebracht, moeilijk omdat hij moest woekeren met de beperkte ruimte waarin het oude orgel geplaatst was; het front, van kunsthistorische waarde moest, volgens besluit van heeren kerkmeesters, trouwens zeer juist gezien, ongeschonden bewaard blijven. Deze voorwaarde gaf veel moeilijkheid en zooals gezegd, is de orgelbouwer er toch in geslaagd, een plan samen te stellen, waardoor een goed geslaagd geheel is verkregen.”
Wie het binnenwerk beschouwt, kan eerst recht oordeelen over de enorme moeilijkheden, die te overwinnen waren. De 24 sprekende registers voor de beide manualen en het vrije pedaal zijn feitelijk in twee verdiepingen geplaatst en eenige van de grootste houten pijpen konden slechts buiten de eigenlijke orgelruimte, aan de achterzijde eene plaats vinden. Daartoe moest zelfs een der kolossaal dikke muren worden doorgebroken om tevens toegang te geven tot de binnenruimte, waar alles zóó gerangschikt werd, dat toch alle registers te bereiken zijn voor eventueel stemmen, schoonmaken en repareeren.
We brachten na de inwijding een bezoek aan den ouden organist, den heer H. J. P. Textor die door het Maandblad voor Organisten als een der beste kenners van de Hervormde koraalmuziek wordt gesignaleerd. Het was werkelijk een genot hem te hooren spreken over de vervulling van een zijner liefste wenschen, de vernieuwing van zijn orgel. Reeds 44 jaren lang had hij het oude bespeeld nadat hij zijn vader was opgevolgd. En na al die jaren haspelen op het telkens gerepareerde, maar eens verknoeid nooit herstelde instrument, had hij eindelijk een instrument naar zijn zin.
Het oude orgel dateerde al uit 1520 toen het berustte onder de gemeentelijke administratie. In 1680 was het vergroot en nadat in 1702 het door H.H. kerkvoogden in eigen beheer was genomen, werd er in 1737 een pedaal aan gebouwd. Reparaties waren er geweest in 1750 en 1776. Toen was het door zekeren Stam jammerlijk verknoeid. Reparaties in 1777, 1802, 1807, 1819, 1837 en 1853 konden de fouten niet herstellen. In ’t laatstgenoemde jaar kwam het orgel in onderhoud bij de firma Kam en v. d. Meulen, maar ook deze firma, zoo te goeder naam en faam bekend, slaagde niet het te verbeteren. Te meer eer is het voor den heer Standaart, kleinzoon van een der laatstgenoemde firmanten, die hun zaak voortzette, dat hij er in slaagde afdoende verbetering te brengen.
De oude heer Textor was vol lof over het werk van dezen kunstenaar, die zijn vak zoo grondig verstaat.
Hij verklaarde zich volkomen tevreden met het pneumatisch systeem. Wie dit niet aanvaardde, ging niet met zijn tijd mee. En hoewel hij in de tegenwoordige orgels miste „die sonore grondgeluiden en in zeer oude orgels soms een schalmei kon worden gehoord om voor te knielen, was dit werk vol nieuwe heerlijke effecten en liefelijke klankcombinaties, waarmede hij zich geheel kon verzoenen” .
Zoo is het werk te Schiedam gelukkig voltooid. De heer Standaart bewees opnieuw alle moeilijkheden te kunnen overwinnen en zijn vak volkomen meester te zijn.



Nieuwe Rotterdamsche Courant 01-04-1920 Ingezonden brief van A. Brom jr. met een protest tegen de verbouw van het orgel.


Bericht uit Algemeen Handelsblad-\04-04-1920 waar Standaart vragen van A. Brom beantwoordt waarom het orgel zo gewijzigd moest worden.

1960: In dze tijd werden de wijzigingen van Standaart al weer ten zeerste betreurd.
Zie onderstaand artikel uit het blad organist en Ereddienst (1960 februari) van de Gereformeerde Organisten Vereniging (GOV)

1975: Flentrop bouwt een nieuw orgel in de oude kas.
Bronvermelding:

  1. www: http://www.orgels-en-kerken.nl/index/schiedam-grotekerk-hoofdorgel.htm